Onderzoekt en verzamelt de geschiedenis van werk, werkenden en arbeidsverhoudingen wereldwijd

Coen Stork en Nelson Mandela

Handgeschreven brief van Mandela

1963: Mandela staat terecht in het Rivonia-proces. Coen Stork is net begonnen als economisch secretaris op de Nederlandse ambassade in Pretoria. In zijn bagage een 'normale, gezonde dosis weerzin tegen het apartheidssysteem'.

Op aandringen van jonge ANC-advocaten volgt Stork het Rivonia-proces als officiële Nederlandse waarnemer. Hij ontwikkelt al snel een meer dan normale weerzin tegen de openbare aanklager, Dr. Percy Yutar.

Wat bracht u naar Zuid-Afrika in de vroege jaren zestig?

'De buitenlandse dienst. Ik was daar in '60 in gekomen. Ik werd – een beetje geïmproviseerd – naar Zuid-Afrika gestuurd, want daar was de handelsraad van de ambassade in Pretoria gestorven, en daar moest iemand naartoe. Het was een hele kleine ambassade nog, en ik was allerminst een economisch expert, maar het had ook niet veel om 't lijf, die baan in Pretoria. Al het handelswerk werd gedaan door het toen nog bestaande Consulaat-Generaal in Johannesburg.

En Pretoria, daar zat iemand die over de begroting van Zuid-Afrika en zulk soort dingen moest rapporteren, en ook een beetje in het geweer moest komen wanneer er invoerbelemmeringen werden verordonneerd door de Zuid-Afrikaanse regering voor Nederlandse producten.'

Met welk gevoel was u in 1962, twee jaar na het bloedbad in Sharpeville, naar Zuid-Afrika vertrokken?

'Met een voor een jonge man "normale afkeer" van apartheid. Vooral gevoed door mijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik heb de bezettingstijd vrij bewust meegemaakt voor m'n leeftijd – ik ben van 1928. Daardoor was ik me bewust geworden van de verschrikkingen van rassendiscriminatie, jodenvervolging. En omdat ik in Zuid-Afrika direct buiten de deur iets vergelijkbaars meemaakte, de scheiding die er was tussen de levens van zwarten en niet-zwarten, werd mijn afkeer van apartheid steeds sterker, gevoed door de ervaringen uit mijn jeugd.'

Waarom werd u - als nieuwkomer - meteen waarnemer? Waren uw collega's op de ambassade niet geïnteresseerd in het Rivonia-proces?

'Mijn collega's waren allemaal specialisten, die niet zo geschikt waren voor het waarnemen van de 'politieke honneurs' als de ambassadeur of zijn plaatsvervanger er niet waren. Daardoor had ik de mogelijkheid om dingen te doen zoals die processen volgen.

En niet alleen het Rivonia-proces, maar ook andere processen, onder andere het eerste proces tegen Mandela. Dat was veel korter, ging om veel minder; Mandela had het land zonder geldige papieren verlaten en in het buitenland openbare speeches gehouden. Dat proces was vrij kort na m'n aankomst. Hij is gearresteerd ongeveer een maand nadat ik ben aangekomen in Zuid-Afrika.
Het bezoek aan dat eerste proces was voor mij heel interessant, maar ik wist toen nog niet zo veel. Ik kende Mandela niet echt, er was ook helemaal geen rapportage over op de ambassade.

Je zag een man met een luipaardvel om. Hij vocht toen aan – en dat was natuurlijk interessant en moedig – de bevoegdheid van de blanke rechterlijke macht. "Wat doen jullie hier?", als het ware. "Om mij hier voor de rechter te roepen, dat klopt toch niet. Er is hier geen democratie in dit land." Daar kwam het in feite op neer. Hij heeft toen vijf jaar gekregen, en zat dus in het gevang toen de anderen (de andere aangeklaagden tijdens het Rivonia-proces, red.) nog gearresteerd moesten worden. Die zijn pas in '63 gearresteerd, in Rivonia allemaal.

Het Rivonia-proces trok veel belangstelling van de Zuid-Afrikaanse pers, maar heel weinig buitenlandse pers helaas. Ik heb m'n best gedaan om er iemand voor te krijgen. Ik kende toen André Spoor, die was toen nog hoofdredacteur bij de NRC of het Handelsblad. Hij zat in Bonn, en ik had hem geschreven. Op instigatie overigens van de jonge advocaten die ik had ontmoet in het sociaal-politieke circuit van vooral Johannesburg, waar ik een beetje in kwam.

Daardoor ben ik er ook überhaupt pas naartoe gegaan - is het bij me opgekomen om naar het Rivonia-proces te gaan. Omdat die advocaten zeiden "Doe dat alsjeblieft, ze hebben een heleboel bewijsmateriaal in handen en het ziet er echt niet goed uit voor de verdachten. Het is heel belangrijk dat er zo veel mogelijk belangstelling voor is van de buitenwereld. Diplomaten en journalisten."

Ik heb dus echt m'n best gedaan om uit beide categorieën mensen te krijgen. Ik kende toen nog maar weinig journalisten – in het buitenland in ieder geval. In Nederland heb ik André Spoor gevraagd, en toen is Erik Bogerman van het Algemeen Handelsblad op reportagereis gestuurd. Hij heeft een serie artikelen geschreven over Zuid-Afrika. Op het diplomatieke front sprak ik met Rudi Ernst van de Duitse ambassade, maar diens ambassadeur vond het niet goed, die vond dat niet nodig. De Belgische ambassade was erg verdeeld, maar is uiteindelijk ook niet bij het proces geweest.

Er kwam een enkele keer een Griek langs, of een Portugees. Waar ik wel succes bij heb gehad – want ik geloof dat ik daar in ieder geval een aandeel in heb gehad – is dat er een Engelsman en een Amerikaan aanwezig waren. Wij met z'n drieën hebben gezorgd dat er altijd een van ons drieën bij was bij alle zittingen van het proces. In ieder geval gedurende die hele tweede helft, dat wil zeggen van januari tot juni 1964. Want dat was de verdedigingsperiode, en die was veel interessanter dan die eerste paar maanden van de openbare aanklager, Percy Yutar.'

Welke indruk maakte de openbare aanklager op u?

'Een vreselijke man, die uit alle macht heeft geprobeerd om van dit proces echt een hele politieke zaak te maken. Merkwaardig was dat hij daarmee eigenlijk de verdachten in de kaart speelde. Maar: hij wilde ze vernederen. Hij wilde dat er vastgesteld werd dat het profiteurs waren. Dat ze alleen op eigen politiek of ander gewin uit waren. En dat ze helemaal geen edele motieven hadden, of werkelijke grievances: bezwaren tegen apartheid, het systeem en de wetten van het land. En dat het communisten waren. Daar deed hij zijn uiterste best voor. In zijn aanvallen en in de cross examination – de kruisverhoren – probeerde hij de verdachten dat te laten bekennen, wat niet lukte. Ze hebben zich prachtig verdedigd, de mensen in het Rivonia-proces.

Wel verhoudingsgewijs. Mandela met zijn speech was een afzonderlijk geval. Je kon kiezen tussen kruisverhoor of een statement from the dock. En toen heeft de verdediging – Bram Fischer en de anderen – samen met Mandela en de andere verdachten besloten om het zo te doen: Mandela lieten ze de speech houden, het politieke manifest als het ware. Daar moest je volgens de Zuid-Afrikaans-Engelse rechtspraak ook de mogelijkheid toe krijgen, om je zegje urenlang te kunnen doen, zonder interruptie of wat ook. En dat is toen ook gebeurd bij Mandela.

De andere verdachten konden dat niet doen, maar die konden wel in het kruisverhoor dingen onderbrengen en zich in ieder geval zo veel mogelijk verweren en uitleggen waar het om ging. En aangeven wanneer de openbare aanklager geen gelijk had. Maar een heleboel dingen hebben ze ook moeten toegeven, omdat er allerlei bewijsmateriaal was.
Yutar was een hoogst irritante figuur, die er echt alles aan heeft gedaan om Mandela de doodstraf te geven. Ik vond het bijna een beetje te ver gaan van Mandela, dat hij hem nadien in zijn vergevingsgezindheid nog heeft opgezocht in z'n huisje.'

Wat vond u van Mandela tijdens het proces?

'Daar is niet zo erg veel over te zeggen. Wat dat betreft is er meer over de anderen te zeggen die zich aan een kruisverhoor hebben onderworpen. Dat duurde langer, daarbij werd ze het vuur na aan de schenen gelegd, en ze moesten ad rem antwoorden, en handig proberen te antwoorden. Vooral Kathrada was daar heel goed in, en Sisulu ook trouwens. Die heeft zich ook behoorlijk geweerd. Yutar probeerde hem heel gemeen onderuit te halen. Dat hij alleen maar een opportunist was en zo. Maar enfin, Mandela is dus alleen op de 20ste april 1964 een paar uur aan het woord geweest, en dat deed hij ontzettend goed en indrukwekkend.'

Coen Stork loopt even naar zijn archief om de bedankbrief te laten zien die Mandela hem schreef op de dag voor de uitspraak. Handgeschreven op eenvoudig gelinieerd papier, netjes uit een ringband gescheurd. Bekijk de originele brief

'Donderdag 11 juni was de schuldigverklaring, guilty or not guilty, en de volgende dag, 12 juni, is de uitspraak geweest, levenslang. Op de avond van de 11de juni – toen hij ook die brief heeft geschreven – hebben ze besloten dat ze in geval van een doodstraf geen beroep zouden aantekenen. Bram Fischer en de andere advocaten waren daar heel ongelukkig over, omdat ze dan niets meer konden doen, en het dan dus echt helemaal afgelopen zou zijn. Daarom is het echt Gods zegen geweest dat het geen doodstraf is geworden.'

Was men op de Nederlandse ambassade bezorgd toen de dag van het vonnis naderde?

'Ik maakte verslagen van alle zittingen waar ik bij aanwezig was, en Help (de Nederlandse ambassadeur, red.) heeft toen bij het laatste verslag dat ik heb gemaakt, over de uitspraak, zelf een paragraaf toegevoegd. Hij versterkte mijn oproep tot belangstelling voor deze hele zaak. Hij schreef dat het heel slecht zou zijn voor de verhouding tussen Zuid-Afrika en de rest van de westerse wereld als een of meer verdachten de doodstraf zouden krijgen. Naderhand heb ik eens van hem gehoord dat hij in zijn brandkast instructies van Den Haag had liggen om in geval van doodstraffen meteen – waarschijnlijk was dat gecoördineerd met de Britten en Amerikanen – om gratie te vragen.'

Mandela werd tot levenslange opsluiting veroordeeld en kwam pas vele jaren later vrij. Hebt u hem na zijn vrijlating opnieuw ontmoet?

'Ja, twee keer, maar dat waren van die ontmoetingen waar vijfhonderd andere mensen bij zijn. Ik moet je even wat foto's laten zien. Dat was heel gek, de laatste keer dat hij in Nederland was. Ik kwam hier thuis, midden overdag, om twaalf uur of zo, en toen zag ik opeens een rode loper hier bij restaurant Breitner uitliggen (de buren van Coen Stork, red.).

Ik vroeg wat er aan de hand was. Toen heb ik heel snel een vriendje van mijn zoon Daniël opgebeld van wie ik wist dat hij een fototoestel had. Want ik wist ondertussen wat er gebeurde. Ik vroeg die obers, die daar staan, "Wat is hier aan de hand?" en die zeiden "Jaaaa, een heel belangrijk iemand, maar we mogen niet zeggen wie." En toen zag ik opeens dat de obers Zuid-Afrikaanse vlaggetjes als kokardes op hadden. Ik zei: "Is het soms Mandela, die hier komt?" Ze zeiden: "Ja, maar we mogen niet zeggen wie..." (lacht)

En toen heb ik als de donder die vriend opgebeld, die moest nog vanaf het werk komen, maar haalde het net op tijd om te zien wat er dus allemaal aan kwam.Hij heeft vanuit mijn raam al die foto’s genomen.

En deze vanaf mijn stoep, en hier komt Mandela aan. Ik heb me moeten beheersen om niet te zeggen: "Mr. President, do you remember, 1964?"'.