De gebruikelijke tegenstellingen tussen verschillende religieuze groeperingen werden in Damascus in de 19de eeuw aangescherpt door een groeiende kloof tussen arm en rijk en de concurrentie tussen christelijke en islamitische wevers. De christelijke wevers waren welvarender omdat ze werkten met uit Engeland geimporteerde garens, terwijl de moslims daar geen toegang toe hadden en het met lokale handgemaakte grondstoffen moesten doen. In 1859 waren er in Damascus 3436 handweefgetouwen met christelijke eigenaren. Die werden bijna allemaal vernield tijdens etnische rellen die uitbraken op 9 juli 1860. Enkele duizenden christenen lieten daarbij ook het leven. In heel Syrië koesterden moslims wrok jegens de christenen vanwege hun politieke en economische activiteit.