Eenmaal naakt aangespoeld op een Australisch eiland, na veel eerdere schipbreuken en avonturen, ziet de verteller, Nicolas Sadeur, dat de inwoners allemaal hermafrodieten zijn, net als hijzelf.
Het hermafroditisme symboliseert de volstrekte gelijkheid en symmetrie die er op het eiland heerst.
De mensen hebben hier dan ook zes vingers en zes tenen.
Wordt er een ééngeslachtelijk kind geboren, dan vinden ze dat niet normaal en doden het.
Maar hoe planten deze hermafrodieten zich eigenlijk voort? Daarover blijft de verteller in het duister tasten, want de eilanders zijn niet erg mededeelzaam.
Hoewel ze altijd bloot zijn, is er toch schaamte over alles wat lichamelijk is.
De inwoners hoeven maar een keer per week naar de WC en doen dat in volstrekte afzondering.
Ze zijn vegetarisch.
Hun taal is zo geconstrueerd dat er geen misverstanden mogelijk zijn. Dankzij deze transparante communicatie kunnen deze Australiërs een groot deel van de tijd in stilte doorbrengen. Een half woord is genoeg.
Hebben de inwoners een bepaalde leeftijd bereikt, dan vragen zij in een grote vergadering permissie om naar hun ‘natuurlijke woning’ terug te mogen. Is het antwoord ja, dan drinken ze een enorme hoeveelheid Balf (sap van de Geluksboom) en raken in een geluksroes, waarna de dood volgt.