Onderzoekt en verzamelt de geschiedenis van werk, werkenden en arbeidsverhoudingen wereldwijd

Krinke Kesmes, 1708

In deze utopie van Nederlandse bodem is de hoofdpersoon een Spanjaard, die zich laat assisteren door zijn persoonlijke slaaf: Piet (Pedro). De mannen krijgen op het eiland te horen dat er eeuwen geleden ook al eens een Europese boot is gestrand. Deze bootvluchtelingen werden in een groot kamp ondergebracht - behalve de Hollanders. Daar ontstonden onderlinge relletjes en ruzies, de buren gingen klagen over overlast. De vreemdelingen werden daarop naar nog afgelegener oorden verbannen. Zodra ze zich tot onaanvaardbaar grote getalen hadden vermenigvuldigd en het binnenland dreigden te overspoelen, werd er een leger heengezonden om  8 tot 10duizend vreemdelingen dood te slaan.

Afstammelingen van deze migranten leven nog steeds in armelijke omstandigheden en spreken een raar brabbeltaaltje.
Als gevolg van deze nare ervaringen met vreemdelingen mogen de bewoners van Krinke Kesmes op straffe van de dood niet naar het buitenland reizen.

De hoofdpersoon vangt op Krinke Kesmes een mug en legt die onder een microscoop. ‘Misschien ontdek ik door dit glas hoe Knepko wordt veroorzaakt. Knepko is een harde zwelling op de huid die lijkt op een erwt en die moet worden uitgenomen. En als de wond niet goed heelt, dan resulteert dat in een vreemde ziekte, die soms besmettelijk is.’ Knepko is een anagram van ‘pokken’.

 Tekst online op http://www.dbnl.org/tekst/smee001besc01_01/

(The Mighty Kingdom of Krinke Kesmes, presented by David Fausett, Amsterdam/Atlanta 1995, call no. 1997/5913)