Onderzoekt en verzamelt de geschiedenis van werk, werkenden en arbeidsverhoudingen wereldwijd

Baboes heen en weer gezonden

Theo Juijnboll (1866-1948) was arabist en hoogleraar Arabisch en Hebreeuws in Leiden en Utrecht.
Met zijn vrouw Elly reisde hij in 1896 hij naar Malang, Nederlands Indië, waar in 1898 hun dochter Minneke (Wilhelmina) geboren werd.

Wie weet hadden Theo en Elly contact met de Leeuwardense Margaretha Zelle, die met haar twintig jaar oudere man indertijd in Malang woonde en daar in het zelfde jaar als Elly een dochtertje kreeg.
Margaretha liet zich toen al Mata Hari noemen.
De geboorte van een kind kostte de ouders  126 gulden – voor de Juijnbollen een half maandsalaris - voor ‘dokter en doekoen’ en nog eens 4 gulden voor de geboorte-acte.
Bovendien moest er nu een baboe komen.
In 1899 reisde het gezin Juijnboll terug naar Nederland.
De baboe ging mee, maar het was niet de bedoeling dat ze in Nederland bleef.

 

Terug in Nederland werd een advertentie geplaatst :‘voor baboe vertrekkende familie gezocht’ en ze werd naar de haven gebracht en uitgezwaaid.
Dit was blijkens de vele advertenties uit die tijd een gebruikelijke constructie.
Sommige baboes kregen als aanbeveling mee dat ze niet bevattelijk voor zeeziekte waren.

Het maandelijks tractement bedroeg 250 gulden, het pasgetrouwde stel kreeg ook flink wat verhuisgeld.
De reis van Leiden naar Batavia kostte 1710 gulden. 
Ze strooiden met fooien voor koetsiers en kruiers.
Ongeveer 15 procent van het inkomen der Juijnbollen ging naar het bedienend personeel.
Het huis in Malang werd ingericht met ‘Japanse matten’ (50,20 gulden) en bij ‘Chinees 1’ en ‘Chinees 2’  gekochte meubelen (415, 35 gulden).  

Beschrijving van de collectie Juijnboll

Omrekentool Waarde van de Gulden