Opium was veruit de meest verhandelde en meest winstgevende smokkelwaar in Zuidoost Azië. Corrupte bestuursambtenaren in Nederlands-Indië hielpen niet zelden de contrabande verder op weg door tegen betaling een oogje toe te knijpen. Europeanen waren dus op grote schaal bij de smokkel betrokken, maar ook vertegenwoordigers uit andere etnische groeperingen duiken op in de archieven. In de jaren 1880 en 1890 laat zich daaruit een patroon herleiden. Bij de helft van alle vastgelegde gevallen waren Chinezen betrokken. Ook Arabieren ondernamen smokkelexpedities, en Armeniërs waren zelfs groothandelaren in opium. Ook de oorspronkelijke bewoners van de archipel verhandelden opium waar mogelijk, vaak als bemanningsleden of passagiers op lokale scheepsroutes. Zo werd de prauw Tane Djelei, op weg naar Sukadana (Borneo), met drie kisten opium aan boord onderschept door de autoriteiten op 21 november 1885.
Uit Eric Tagliacozzo, Secret Trades, Porous Borders...(2007)185-193