In de negentiende eeuw vormden schoorsteenvegers de grootste groep Italiaanse migranten in Nederland. Zij kwamen uit Piemonte en Ticino, provincies op de grens van Zwitserland en Italië. Bijna 40% van de 500 Italianen die tussen 1860 en 1880 naar Amsterdam en Rotterdam kwamen was schoorsteenveger. De schoorsteenvegers slaagden er in een monopoliepositie op te bouwen en wisten die lange tijd te behouden. Zij dankten hun succes in dit beroep niet alleen aan hun vakkennis, maar ook aan de goedkope arbeidskrachten die ze gebruikten. In de schoorsteenvegersbranche was het ‘padronesysteem’ gebruikelijk. Iedere baas rekruteerde knechtjes uit zijn eigen herkomstgebied, veelal tijdens zijn verblijf in Italië in de winter.
Overgenomen van de website Vijf eeuwen Migratie.