Fabiola was bij veel Amsterdammers bekend als 'levend kunstwerk', nauw verbonden met de hoofdstedelijke gay-scene. Van 1985 tot 1987 maakte Fabiola een reeks dagboeken, waarvan het IISG er achttien in de collectie heeft.
Fabiola is de artiestennaam van Peter Alexander van Linden. Peter werd geboren in Weilheim, Duitsland, op 26 mei 1946. Zijn vader was Belg en zijn moeder Duitse. Kort na zijn geboorte werd hij ter adoptie afgestaan en na een verblijf van twee jaar in een klooster geadopteerd door een tante. Na enkele gelukkige jeugdjaren in Beieren werd Peter op zijn zevende door zijn biologische moeder meegenomen naar het plaatsje Willebroek bij Antwerpen. Zo belandde Peter in een streng katholiek milieu waar zijn ontluikende homoseksualiteit taboe was.
Midden jaren '60 vertrok Peter naar Amsterdam. Deze stad, door Provo Robert Jasper Grootveld uitgeroepen tot Magisch Centrum, oefende een grote aantrekkingskracht op hem uit. Zowel kraak- als homobeweging waren aan hem besteed. In Dagboek 17 schrijft hij: ‘En toen kwam het keerpunt in mijn leven en mijn coming out en mijn echt(e) leven begon aan de Amsterdamse grachten en de duizend tulpen begonnen te bloeien in mijn leven’. Fabiola voerde de geuzennaam ‘flikker’ en toen iemand hem het compliment gaf dat hij als een koningin liep, tooide hij zich met de naam Fabiola naar de gelijknamige Belgische vorstin.
Fabiola was er altijd bij. Opvallend en kleurrijk aanwezig in een zelf gecreëerde uitdossing, variërend van kleurige wijdvallende rokken en jurken tot glimmende nauwgesloten pakjes van decoratiefolie-achtig materiaal. In combinatie met een versierd hoofddeksel, een geschminkt gezicht en buitenissige accessoires, werd Fabiola het levende kunstwerk bij uitstek. Deze outfit zag Fabiola als een permanent pleidooi voor onaangepast en afwijkend gedrag en tegen maatschappelijk onrecht. Deze uitstraling maakte Fabiola voor velen een levend stijlicoon van eigenzinnigheid. Fabiola was een graag geziene gast bij allerlei manifestaties van de gay-scene (Roze Zaterdag, Gay Pride) en de party-scene (de RoXY).
Zo kleurde Fabiola enkele decennia demonstraties en parties totdat een verslechterende gezondheid hieraan een einde maakte. Op 22 december 2012 hield Fabiola een afscheidstoespraak in het programma ‘Blije Buren’ van de Amsterdamse stadszender AT5. Op 27 januari 2013 overleed Fabiola op 66 jarige leeftijd.
In de dagboeken wordt niet dag voor dag verslag gedaan, het zijn eerder kunstboeken. Ze geven een verassend openhartige kijk in het leven van Fabiola, wiens stemming wisselde van blij naar somber en gedeprimeerd. Fabiola haalt herinneringen op aan zijn jeugdjaren, maar vooral interessant zijn de commentaren op politieke gebeurtenissen. De sfeer van protest en demonstraties in het Amsterdam van de jaren 80 komt uit de dagboeken goed naar voren. Nu eens doet hij verslag van een bijeenkomst in het krakersmilieu, dan weer van een demonstratie tegen fascisme of voor homorechten. Vaak is het thema van een dagboek mede geïnspireerd door concrete gebeurtenissen, die Fabiola persoonlijk raakten zoals geweld tegen homoseksuelen of krakers. In 1986 schrijft hij in zijn Dagboek 17 over de acties die gevoerd worden tegen de installatie van de Centrumpartij in de Gemeenteraad van Amsterdam. Onder meer: ‘Laat mij lachen over de demokratie die fascisten beschermt tot er geen demokratie meer is’.
In 1987 maakte Fabiola Dagboek 25 naar aanleiding van de moord op Michael John Poyé door dronken skinheads op het station van Hilversum in september 1986. Poyé werd aangevallen vanwege zijn punk uiterlijk. Fabiola voelde verwantschap want ook hij kreeg geregeld te maken met agressieve reacties vanwege zijn uiterlijk. Tijdens het proces tegen de vier skinheads zat Fabiola op de publieke tribune. Volgens zeggen werd Fabiola gefouilleerd en beledigd door dienstdoende agenten. Zo ontstond voor Fabiola de noodzaak om dit kunstwerk in dagboekvorm te maken. Ook het Stadsarchief Amsterdam bezit een exemplaar van Dagboek 25. Het concept is hetzelfde, maar in de uitvoering zitten variaties qua kleur en vorm. Dit doet vermoeden dat de oplage van de dagboeken beperkt was omdat het in feite allemaal collage-achtige unica waren die stuk voor stuk in elkaar gezet werden. Het zijn waardevolle maar, vanwege materiaalkeuze en constructie, ook bijzonder kwetsbare items.
Tekst Bouwe Hijma en Harriet Stroomberg