De aanleg van publieke werken kwam in India op 3 mei 1833 onder de verantwoordelijkheid van de Military Board van de British East India Company te vallen. Deze maatregel werd genomen '...teneinde beter te voorzien in het gebruik van gevangenen die tot werk aan het wegennet zijn veroordeeld'. Bij bijna alle grote wegenbouwprojecten werd vanaf toen op grote schaal dwangarbeid ingezet. Typerend voor deze vorm van arbeid was het tot in detail uitgewerkte systeem van bewaking en beheersing. Aan de weg van Delhi naar Allahabad bijvoorbeeld werkten vijftien ploegen van 300 gevangenen met ongeveer 90 bewakers. Omdat het werkterrein zich steeds letterlijk verplaatste werden de arbeiders geketend. Deze werkers bleven de hele dag door geboeid en 's nachts werden ze in groepjes van twintig bij elkaar gebonden, ieder aan het been gelinkt aan een centrale ketting. Zieke arbeiders bleven zelfs tot in het laatste stadium van hun leven in de boeien geslagen.
Uit: Chitra Joshi, 'Fettered Bodies: Labouring on Public Works in 19th-century India' in: Labour Matters/ Towards Global Histories (New Delhi 2009)