Onderzoekt en verzamelt de geschiedenis van werk, werkenden en arbeidsverhoudingen wereldwijd

Werkgroep Kairos

Tussen Nederland en Zuid-Afrika bestaan oude, intensieve en vaak stormachtige relaties. Dat is geen wonder, Zuid-Afrika is de enige volksplanting die het Nederlands kolonialisme heeft voortgebracht. Tot het einde van de 18e eeuw bestuurt de VOC de Kaap en ziet toe op de exclusieve Gereformeerde eredienst. Predikanten voor Zuid-Afrika worden tot in het recente verleden opgeleid in Nederland. De negentiende-eeuwse trek, weg van de Engelsen, om de eigen identiteit te bewaren, spreekt tot de verbeelding in het verzwakte Nederland. Als de Engelsen aan het eind van de 19e eeuw de Boerenrepublieken aanvallen leidt dat in Nederland tot een scherpe nationalistische reactie en een overlopen van solidariteit met de stamverwante Boeren. Daarna zakt de belangstelling enigszins. De inrichting van het sinds 1910 onafhankelijke Zuid-Afrika wekt weinig interesse.

Pas na de Tweede Wereldoorlog begint bij sommigen de onrechtvaardigheid van het institutionele racisme op te vallen. Binnen de protestantse kerken keren zich geleidelijk meer en meer mensen tegen de apartheid. Mensen als J. Buskes, J. Verkuyl en A.H. van den Heuvel zijn hierbij voortrekkers. De Nederlandse ervaring met de Duitse repressie, jodenvervolging en wat later de dekolonisatie, maak dat de belevingswereld van de Nederlandse en de Zuid-Afrikaanse, blanke, protestantse kerken sterk uiteen ging lopen. Deze ontwikkeling komt in de jaren zestig tot een stroomversnelling.

Het bloedbad van Sharpeville in 1960 is een keerpunt. Ook binnen blank Zuid-Afrika zijn er prille tekenen van verandering. In 1963 richt Beyers Naudé het Christelijk Instituut op, een instelling die verzoening tussen blank en zwart preekt. Het is dit instituut dat voor de Nederlandse protestante kerken het eerste kristallisatiepunt is in het verzet tegen de apartheid. De Gereformeerde Oecumenische Synode die in augustus 1968 in Lunteren vergadert, wordt beheerst door het debat over Zuid Afrika. De discussies, in het Nederlands en Afrikaans, in deze Internationale zijn fel, maar blijven onbeslist. Wel wordt hier door de latere voorzitter Cor Groenendijk een organisatie opgericht die in 1970 de 'Werkgroep Kairos' zal gaan heten. De Werkgroep Kairos groeit uit tot een van de drie belangrijkste antiapartheidsorganisaties in Nederland. Samen met de AABN (Antiapartheidsbeweging Nederland) en het KZA (Komitee Zuidelijk Afrika) wordt de druk op regering en bedrijfsleven in de jaren 70 en 80 opgevoerd. Kairos maakt zich speciaal sterk voor een programma van desinvesteren in Zuid-Afrika waartoe was opgeroepen door de Wereldraad van Kerken in 1972.

Vanaf 1973 bezoeken vertegenwoordigers van Kairos elk jaar de aandeelhoudersvergadering van de Koninklijke Shell om, gemachtigd door aandeelhouders zoals kerken en kloosterorden, de directie te bewegen Zuid-Afrika te verlaten. Na de afkondiging van een olie-embargo door de Algemene Vergadering van de VN in 1975 wordt dat een centraal actiepunt voor Kairos. Met het KZA richt Kairos in 1980 het Shipping Research Bureau op dat het internationale transport van olie volgt om ervoor te zorgen dat alarm geslagen kan worden als Zuid-Afrika toch bevoorraad wordt. Kairos heeft tot zijn opheffing in 2002 een prominente rol gespeeld bij de bewustwording in Nederland van een grote en belangrijke maatschappelijke groep: het Christelijke midden. Van alle Derde Wereld bewegingen is de Zuidelijk Afrika beweging een van de sterkste geweest, wat ongetwijfeld mede te danken is aan de sterke positie van Kairos.

Het IISG ontving in 2002 het belangrijkste deel van het archief, de omvangrijke documentatieverzameling, de tijdschriften en de boeken. Het geheel biedt de mogelijkheid de antiapartheidsstrijd in Nederland te onderzoeken. Maar ook veel primair materiaal over campagnes in Zuid-Afrika ligt in deze collectie voorhanden.

Tekst: Huub Sanders