Onderzoekt en verzamelt de geschiedenis van werk, werkenden en arbeidsverhoudingen wereldwijd

Onbekende brieven van Domela Nieuwenhuis

Onlangs kreeg het IISG bijna tweehonderd handgeschreven brieven in bruikleen, die de bekende socialistische en anarchistische voorman Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) schreef aan de Twentse arbeidersvoorman Gerrit Bennink (1858-1927).

Bennink was aanvankelijk werkzaam in de textielindustrie maar door een hoge rug, wellicht als gevolg van een sprong uit een brandend fabriekspand in 1872, was hij ongeschikt voor het productiewerk en werkte hij als portier bij de Nederlandsche Katoenspinnerij in Hengelo.

In 1880 kwamen Bennink en Domela met elkaar in contact. In dat jaar had Domela in Recht voor Allen, het blad van de door hem geleide Sociaal Democratische Bond (SDB), opgeroepen tot deelname aan een grote, door hem te organiseren, enquête over de toestand waarin de Nederlandse arbeiders verkeerden. Bennink gaf antwoorden namens de arbeiders werkzaam in de metaal- en de textielindustrie. Tussen beiden ontstond een levendige correspondentie. Bennink was aanvankelijk lid van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond (ANWV) en hij wilde het programma van deze bond ook in de Twentse textielindustrie realiseren. Bennink etaleerde zijn opvattingen eerst in De Werkmansbode, het blad van de ANWV en vanaf september 1882 in zijn 'Brieven uit Twenthe', die gepubliceerd werden in Recht voor Allen.

Met name door deze 'Brieven uit Twenthe' werd Bennink's verstandhouding met de belangrijkste Hengelose werkgever Stork en met zijn eigen directeur R.A. de Monchy steeds slechter. Beiden zagen hem als socialistische onruststoker en dit leidde in februari 1883 tot zijn ontslag. Bennink radicaliseerde verder en vond slechts in Domela Nieuwenhuis en diens SDB gelijkgestemden. Door bemiddeling van Domela kreeg Bennink werk als timmerman bij de Gist- en Spiritusfabriek van J.C. van Marken in Delft. Hij bleef maar kort in Delft en vestigde zich in januari 1886 als zelfstandig horlogemaker in Hengelo. Terug in Hengelo nam hij de leiding op zich van de door talrijke ontslagen aangeslagen socialistische beweging in Twente. In augustus 1886 richtte Bennink een afdeling Hengelo van de SDB op, waarvan hij voorzitter werd.

Voorjaar 1887 raakte Bennink betrokken in het 'uitzuigersproces'. Naar aanleiding van het dwarsbomen door autoriteiten en logementhouders van het SDB-congres in Hengelo tijdens de kerstdagen van 1886 had hij de fabrikant Stork 'de meest geraffineerde uitzuiger van zijn volk' genoemd en dit kwam hem op tien dagen gevangenisstraf te staan. In 1889 sprak Bennink tijdens een nationale manifestatie voor de Arbeidswet in Den Haag over de 'slavenkolonie Twenthe'. In 1891 was Bennink één van de oprichters van het Twentse SDB-weekblad Recht door Zee. Bennink kon Domela echter niet volgen in diens wending naar het anarchisme. Toen in 1894 een parlementair georiënteerde vleugel zich afscheidde van de SDB en de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP) oprichtte, kon hij geen keus maken. Hij wilde zijn geestelijk vader niet definitief afvallen maar voelde in wezen meer voor de parlementaire weg en zag wel heil in het algemeen kiesrecht. Resultaat was dat hij voortaan partijloos bleef. Als partijloze zat hij in de Hengelose gemeenteraad (1900-1913 en 1919-1927), was hij van 1919 tot 1923 wethouder en van 1901 tot 1919 lid van Provinciale Staten. Zijn hart lag bij Domela en niet bij SDAP voormannen als W.H. Vliegen. In 1916 voldeed Bennink met genoegen aan het verzoek van Domela's vrienden om bij diens zeventigste verjaardag een bijdrage aan het op initiatief van een Comité tot Huldiging verschenen Gedenkboek te leveren.

Er zijn slechts vijf brieven van Bennink aan Domela bewaard gebleven. Deze zijn geschreven tussen 21 november en 25 december 1880 en gepubliceerd in de in 1978 verschenen dissertatie van J.M. Welcker Heren en arbeiders in de vroege Nederlandse arbeidersbeweging 1870-1914. Nu is er een enorm aantal brieven en briefkaarten van Domela aan Bennink tevoorschijn gekomen die wellicht een nieuw en zeker een vollediger beeld zullen opleveren van het intensieve contact tussen beide mannen. De brieven zijn geschreven in de jaren 1880-1884, 1886-1904, 1914 en 1917.

Hoewel hun denkbeelden en politieke wegen gaandeweg uiteen gingen lopen, bleef het contact, dat misschien ook vriendschappelijk valt te noemen, tussen beiden. Illustratief is de tekst van de eerste bladzijde van een brief d.d. 3 februari 1900 van Domela aan Bennink. Deze pagina wordt hier in zijn geheel geciteerd, omdat deze zo exemplarisch is voor het contact tussen beiden en de keuzes, waarvoor zij stonden. Bennink is zojuist in de Hengelose gemeenteraad gekozen en Domela schrijft hem dan: 'Waarde Bennink, haast had ik geschreven geacht gemeenteraadslid, maar ik wil u den spot niet aanjagen. Echter toch wil ik u even schrijven, niet echter om u te feliciteren - dat zult ge ook niet verwachten - maar om te toonen dat mijn belangstelling in u onverminderd is. Wij kennen elkaar zoo lang en onder allerlei omstandigheden en het zou mij zoo innig spijten, als ik den eerlijken Bennink van vroeger zou zien ondergaan, nu hij zich op de helling heeft gewaagd, waarvan reeds zoovelen zijn afgegleden. Ik heb uw verkiezing gewenscht, omdat ik geloof in uw eerlijkheid en omdat dit de vuurproef ervan zal zijn, want bij uw karakter houdt gij het, als gij eerlijk wilt blijven, geen drie maanden uit en dan pas zult gij heelemaal genesen zijn van proefnemingen in kamer of raad'.

De toon van de brief ademt een en al vriendelijkheid, gericht aan een oude strijdmakker, maar het venijn zit in dit geval niet alleen in de staart. Bennink zou het langer dan drie maanden volhouden in de raad, namelijk 21 jaar. Toch bleef de briefwisseling tussen beide mannen voortgaan. Het is aan de biografen van Bennink en Domela de inhoud en toon van deze brieven op waarde te schatten.

Meer informatie over de brieven in de inventaris.

Geraadpleegde literatuur

  • G. Bennink, Het Uitzuigers-Proces. Verdedigingsrede uitgesproken op 3 mei 1887 [voor de Rechtbank te Almelo]. Den Haag: B. Liebers, 1887
  • G. Bennink, Een antwoord aan het stekend ongedierte, naar aanleiding van de brochure: Abuisjes of jokkentjes van den Almelooschen correspondent der 'Amsterdammer' of Een licht over Twenthe, benevens Een woord aan den heer A. Kerdijk. Z.p., [1889]
  • G. Bennink, 'Domela Nieuwenhuis en de Twentsche Beweging' in Gedenkboek ter gelegenheid van den 70sten verjaardag van F. Domela Nieuwenhuis 31 december 1916. Amsterdam: Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, 1916
  • Ger Harmsen, 'Bennink, Gerrit' in: Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland deel 7. Amsterdam: Stichting beheer IISG, 1998. pp. 10-13
  • J.M. Welcker, Heren en arbeiders in de vroege Nederlandse arbeidersbeweging 1870-1914. Amsterdam: Van Gennep, 1978
  • A.L.A. Wevers, 'Bennink, Gerrit (1858-1927)' in: Overijsselse biografieën deel 1. Amsterdam/Meppel: Boom, 1990. pp. 17-20