Onderzoekt en verzamelt de geschiedenis van werk, werkenden en arbeidsverhoudingen wereldwijd

Nederland tegen apartheid - jaren '80 (3)

Regering: ‘inspanning van betekenis’ voor Frontlijnstaten

De regering-Van Agt, onder druk van de progressieve vleugel in de eigen CDA-regeringsfractie, beloofde zich meer te richten op de Frontlijnstaten en het zwarte verzet, en zich wat onafhankelijker op te stellen ten opzichte van de kleine groep westerse landen die economische sancties tegenhielden.  In 1980 werd een nieuw samenwerkingsverband van de Frontlijnstaten opgericht, de Southern African Development Coordination Conference (SADCC). SADCC kreeg forse bedragen uit Nederland. Van die hulpgelden, evenals van de bilaterale hulpverlening aan individuele landen als Mozambique, profiteerde het Nederlandse bedrijfsleven trouwens weer ruimschoots.

Tegelijkertijd wees de regering eind 1980 triomfantelijk op de stemonthouding van de meeste Frontlijnstaten bij de stemming over het olie-embargo in de VN: ze willen helemaal geen boycot! Dat de landen veel te afhankelijk waren van Zuid-Afrika om zich ferm uit te spreken, werd daarbij liever over het hoofd gezien. Naarmate de SADCC-landen zich openlijker gingen uitlaten over de noodzaak van westerse economische druk op Zuid-Afrika, was de Nederlandse regering minder bereid te luisteren.

Op wederopbouwsteun aan het in 1980 onafhankelijk geworden Zimbabwe werd allerminst beknibbeld. Dat Nederlandse bedrijven ook hier een goede boterham aan verdienden was daar niet vreemd aan. Toen midden jaren tachtig berichten naar buiten kwamen over massamoorden door het Zimbabwaanse leger in Matabeleland leidde dat tot vraagtekens bij verschillende partijen in de Kamer, maar niet bij de CDA/VVD-regering.

De in 1978 met haar werk begonnen parlementaire Commissie-Scholten sloot in 1982 haar onderzoek naar de ontduikingen van de Rhodesië-sancties af. De conclusie: de Nederlandse staat heeft niets gedaan om illegale olieleveranties te blokkeren.
 

Oliemoeheid – Klinkend resultaat bij Krugerrands

In een roerig verlopen aandeelhoudersvergadering van de Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij werd in mei 1982 door Novib, Pax Christi, Kairos en KZA een 'Bruinboek' aangeboden, gemaakt naar aanleiding van het vertrek van Shell-topman Dirk de Bruyne.
Volgens de organisaties zouden hij en andere persoonlijk direct betrokkenen, als zij in Engeland en niet in het lakse Nederland hadden gewoond, zich zeker voor de rechter zouden hebben moeten verantwoorden voor het overtreden van het Rhodesië-embargo. De anti-apartheidscomités hadden meer dan 200 juristen weten te bewegen de conclusie van het Bruinboek te onderschrijven.

"Enkele maanden later krijgt De Bruyne een koninklijke onderscheiding". Aldus droogjes de afsluiting van het verhaal over Rhodesië en Shell in een latere publicatie van het KZA. Het werk aan het olie-embargo ging wel door, zeker het internationale werk van het Shipping Research Bureau, dat bleef onderzoeken en rapporteren. Maar voor een landelijke campagne leek vasthoudende gerichtheid op één bedrijf en het uitblijven van duidelijke resultaten funest. Het KZA vond het tijd voor een campagne die - zoals de Angola-koffieactie uit de jaren zeventig - snel een klinkend resultaat zou opleveren.

Dat werd een actie tegen de verkoop door Nederlandse banken van Krugerrands, de Zuid-Afrikaanse gouden munten. Najaar 1984 werd de campagne gelanceerd. Volgens het beproefde actiemodel kregen plaatselijke groepen een belangrijke rol in het bestoken van lokale bankfilialen. Vakbonden en ondernemingsraden in het bankwezen schaarden zich erachter. Talloze organisaties en individuele klanten dreigden met opstappen bij hun bank. Al in februari 1985 waren ook de grote landelijke banken om en werd de verkoop overal gestaakt.
Het was een gemakkelijker te bereiken doel, maar wat ook meespeelde was de door de ontwikkelingen in Zuidelijk Afrika verder aangewakkerde weerzin in Nederland tegen de apartheid. De Krugerrand-actie werd in 1985-'86 opgevolgd door een campagne tegen de invoer van Zuid-Afrikaans fruit: 'Pluk geen vruchten van apartheid'.
 

Economie en mensenrechten

Naast de economische sancties bleven intussen de mensenrechten een ander zwaartepunt in het actie- en informatiewerk van groepen als Kairos en de AABN. Kairos bleef het werk van het in 1975 door de Zuid-Afrikaanse regering 'gebande' (verboden) Christelijk Instituut propageren, en voerde daarnaast al vanaf haar ontstaan acties voor de vrijlating van politieke gevangenen, tegen de uitvoering van de doodstraf en tegen deportaties van zwarten in Zuid-Afrika. De mensenrechten vormden zo, naast Shell en olie, een van de zwaartepunten in het Kairos-werk. Veel aandacht ging uit naar het bereiken van een omslag in het denken binnen de Nederlandse kerken. Binnen delen daarvan bleef de gedachte van de 'stamverwantschap' met de gereformeerde blanke Afrikaners een scherpe veroordeling van de apartheid in de weg staan.

De Anti-Apartheidsbeweging Nederland verloochende haar ontstaan vanuit een groep kritische economiestudenten niet, getuige een constante stroom publicaties en acties rond de belangen van Nederlandse bedrijven in Zuid-Afrika, de boycot van banken die met hun leningen het apartheidsregime ondersteunden, onthullingen over smokkel naar Rhodesië en over militaire leveranties in strijd met het wapenembargo, en steun aan onderdrukte vakbonden in Zuid-Afrika.

Maar daarnaast werd ook bij de AABN actie voor politieke gevangenen al in de jaren zeventig een van de pijlers. En ook in de jaren tachtig werd campagne gevoerd tegen de vele doodvonnissen tegen ANC-militanten en voor de vrijlating van politieke gevangenen, of het nu ging om de 'Sharpeville 6', de 'Moroka 3', of Nelson Mandela op Robbeneiland. In dit soort campagnes kwam vaak samenwerking tot stand tussen de verschillende comités.