De uitgeverij Ruedo Ibérico was hoofdzakelijk de schepping van één man: José Martínez Guerricabeitia. José Martínez, ‘Pepe’ voor vrienden, was een uitzonderlijke man die een grote rol heeft gespeeld in de culturele en politieke wereld van het Spaanse anti-franquisme.
Hij was groot geworden in een anarchosyndicalistisch milieu in de directe omgeving van Valencia. Zijn vader had er een steengroeve. De moeder, Josefa Guerricabeitia Orero, kwam oorspronkelijk uit Baskenland.
In 1937 meldde de 16 jarige José Martínez zich vrijwillig bij de ‘Milicias de Cultura’ van het Republikeinse leger. Na de overwinning van Franco werd hij krijgsgevangen gemaakt, maar vanwege zijn leeftijd niet naar een gevangenis maar voor twee en een half jaar naar een opvoedingsgesticht gestuurd. Daarna werd hij ingelijfd bij het leger. Alle rechtse heropvoeding ten spijt, bleef hij trouw aan zijn linkse achtergrond en speelde een rol in de ondergrondse tegen Franco in de regio Valencia.
De historicus Nicolás Sánchez Albornoz herinnert zich zijn ontmoeting met José Martínez in 1946, terwijl de latere uitgever druk bezig was illegale kranten, nog nat van de inkt, het station van Valencia binnen te smokkelen. Hij was de beoogde schakel tussen de ‘Federación Universitaria Escolar de Valencia’ en het centrale ‘Comité Federal’ in Madrid. Hij werd echter opnieuw opgepakt en dreigde tot vijf jaar cel te worden veroordeeld. Vandaar dat hij in 1948 naar Parijs vluchtte, waar hij zich bij de vele daar levende Spaanse ballingen voegde.
In Ballingschap
In ballingschap waren de Spanjaarden op elkaar aangewezen en ze ontmoetten elkaar vaak,bijvoorbeeld in het populaire Café de Cluny, of de boekhandel van Soriano, 72 Rue de Seine. Maar de politieke tegenstellingen uit de tijd van de Burgeroorlog waren niet verdwenen, verre van dat. Communisten, anarchosyndicalisten, socialisten en trotskisten vormden hun eigen instellingen in de Franse hoofdstad. Een van de eerste dingen die José Martínez ondernam is de uitgave van het blad Península. Er verschenen slechts twee nummers van, maar het was wel Martínez’ eerste ervaring met het zelfstandig uitgeven van publicaties. Op het politieke vlak was hij actief als vertegenwoordiger in het buitenland van de ‘Federación Universitaria Española (FUE)’ en de ‘Federación Ibérica de Juventudes Libertarias (FIJL)’.
Van 1952 tot 1958 studeerde José Martínez rechten en sociologie aan de VIe sectie van de École Pratique des Hautes Études, Sorbonne, terwijl er ook gewoon gewerkt moest worden voor het dagelijks levensonderhoud. Aan de Sorbonne volgde hij colleges van de marxist, hispanist en historicus Pierre Vilar. Via zijn compañera Elena Romo, die als correctrice werkte bij de Larousse Dictionnaire, kwam hij steeds meer in aanraking met mensen uit de wereld van de uitgeverij. Een andere vriendin, Marianne Brüll, hielp hem aan een baan bij uitgeverij Hermann, waar hij onder invloed van Adrian Frutiger oog kreeg voor de esthetiek van het uitgeven. Hij werkte vijf jaar voor Hermann tot hij in 1961 de grote stap maakte en zelf een uitgeverij begon.