Onderzoekt en verzamelt de geschiedenis van werk, werkenden en arbeidsverhoudingen wereldwijd

De familie Kaisiëpo

Jan Viktor Kamassan Kaisiëpo Msn (1948-2010 ) werd vernoemd naar Jean Victor de Bruijn.  De toevoeging Msn betekent “Manseren”, de Manseren zijn de hoogste ‘kaste’ onder de Papoea’s.
De Kaisiëpo’s zijn Biakkers, een vechtend en zeevarend volk, dat al in de jaren ’30 een onafhankelijkheidsstreven kende: de Koreribeweging. 

Na 1946 begon Nederland Papoea’s, onder wie Marcus Kaisiëpo, de vader van Jan Viktor,  op te leiden in de bestuursdienst.
Het lag in de bedoeling langzamerhand het bestuur aan de Papoea’s over te dragen, waarna onafhankelijkheid zou kunnen volgen.
De Nieuw-Guinea-Raad, waarin Papoealeiders Nicolaas Jouwe en Marcus Kaisiëpo zitting hadden, was een interim-constructie waarbij sommige bestuurlijke bevoegdheden bij de Papoea’s neergelegd werden. Op 1 december 1961 hesen de Papoea’s voor het eerste hun eigen vlag: de Morgenster.


De Tweede Wereldoorlog had bij de Papoea’s tot het besef geleid dat Nieuw-Guinea  bij de wereld van de Pacific hoorde, en niet bij het Indonesische eilandenrijk, Japan, laat staan Nederland.
Vanaf 1948 bezochten Nicolaas Jouwe en Marcus Kaisiëpo de conferenties van de Zuid-Pacific commissie, een resultaat van de Canberra Agreement, een samenwerkingsverband van niet-zelfbesturende territoria in de Zuidzee.
Zij maakten daar kennis met Melanesiërs, Polynesiërs en Micronesiërs.
De Kaisiëpo’s streven ook na de dood van Jan Viktor in 2010 nog naar onafhankelijkheid in groot-Melanesisch verband.

Van onafhankelijkheid kwam het nooit, want Nieuw-Guinea werd de speelbal van nationale en internationale politiek.
Op 15 augustus 1962 werd onder druk van de regering-Kennedy het Akkoord van New York gesloten.
Dit voorzag in tijdelijke overname van het bestuur door de VN, de geleidelijke overdracht van bestuur aan Indonesië, waarna uiterlijk in 1969 een volksraadpleging onder de Papoea’s over zelfbeschikkingsrecht zou volgen.
In de praktijk had Indonesië meteen het heft in handen en begon een islamiseringspolitiek.
Vanaf 1962 vertrokken niet alleen alle in Nieuw-Guinea gevestigde Nederlanders richting huis, maar ook zo’n honderd Papuagezinnen, die bijvoorbeeld bij de politie hadden gewerkt of zich onder Indonesisch bewind niet veilig voelden.

Ook het gezin Kaisiëpo werd, in de woorden van Jan Viktor zelf, ‘gedeporteerd’ naar Nederland.
De Papoea’s konden meteen het Nederlanderschap verwerven.
Nederland bleek in alle opzichten een verschrikkelijk koud land te zijn.
De Kaisiëpo’s kwamen in 1963 meteen in de winter van Reinier Paping’s Elfstedentocht  terecht.
Bovendien liet Nederland de Papoea’s als een baksteen vallen.

In 1965 benoemde Marcus Kaisiëpo zich tot president in ballingschap van Papua.
Een concurrerende president was Nicolaas Jouwe, en vanaf 1971 voegde zich daar Seth Rumkporem bij.
Er waren nu drie presidenten van een natie die niet officieel bestond.
Want de volksraadpleging in 1969, onder auspiciën van de VN, waar de Papoea’s werd gevraagd bij wie ze wilden horen, was een regelrechte farce.
Het land viel definitief aan Indonesië toe. Teleurstelling en onbegrip bij de Papoea’s bleven.


Jan Viktor Kaisiëpo Msn, Een perspectief voor Papoea (2011); Archief J.V. Kaisiëpo op het IISG, archief van Stichting Hulp Papoea's in Nood (HAPIN)

Zie ook het artikel over de familie Kaisiëpo in De Correspondent