Boeren speelden hoegenaamd geen rol in de revolutieplannen van de Chinese Communistische Partij totdat Mao in maart 1927 zijn Rapport omtrent een onderzoek naar de Boerenbeweging in Hunan publiceerde. In de provincie Hunan waren in de winter van 1926 verschillende opstanden van arme boeren opgetreden en Mao was daarbij aanwezig geweest. Hij schreef een gloedvol vehaal over de opstand en betoogde dat ontevredenheid onder de boeren een doorslaggevende factor was voor het maken van revolutie. Met dit op het eerste plan plaatsen van de boeren week Mao wezenlijk af van de marxistische revolutietheorie, waarin de leidende rol was weggelegd voor het proletariaat in de steden.
Jack Gray, Rebellions and Revolutions. China from the 1800s to 2000 (Oxford 2002) Signatuur 2003/4952