Conducts research and collects data on the global history of labour, workers, and labour relations

Integratie is wel én niet geslaagd. Opiniestuk Leo Lucassen in Trouw

Het NRC-artikel van Paul Scheffer uit januari 2000 (‘Het Multiculturele drama’) leidt een hardnekkig bestaan. Hoewel de auteur al jaren roept dat hij helemaal niet zo pessimistisch is over de integratie van immigranten in Nederland hebben recente ontwikkelingen de kwestie weer op scherp gezet.

Ik verwijs hier naar het recente Motivaction-onderzoek over de aantrekkingskracht van IS onder jonge Turkse Nederlanders, het conflict binnen de PvdA over de opstelling van de partijleden Selcuk Öztürk en Tunahan Kuzu, en de daaropvolgende kritiek van het ministerie van buitenlandse zaken van Turkije. In het toch al sterk gepolariseerde publieke debat over immigratie en integratie zijn dergelijke media events voldoende om bij velen de overtuiging te bevestigen dat ‘de integratie’ mislukt is.

Maar is dat wel zo? Wat bedoelen mensen eigenlijk als ze dergelijke uitspraken doen? En misschien nog belangrijker, als integratie minder snel verloopt dan sommigen wensen, waar ligt dat dan aan? Komt het door de migranten of is het een gevolg van het voortdurend als etnisch anders benoemen van honderdduizenden Nederlandse staatsburgers?

Nieuwe samenleving

Laten we eerst eens nuchter naar het begrip integratie kijken. We kunnen dan twee dimensies onderscheiden: 1) hoe migranten en hun nakomelingen het doen op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en op de woningmarkt (structurele integratie) en 2) in hoeverre migranten zich identificeren met de eigen groep dan wel met de nieuwe samenleving (identificationele integratie). Dit laatste wordt vaak afgemeten aan huwelijken, vriendschappen, eigen organisaties en transnationale activiteiten.

Sinds het begin van de twintigste eeuw houden allerlei wetenschappers zich bezig met het meten van integratie langs deze twee assen. Daarbij gaat het hen niet om ‘lukken’ of ‘mislukken’, maar om de mate en snelheid waarin migranten en hun kinderen gaan lijken op de mainstream van de ontvangende samenleving. Anders gezegd, wetenschappers zijn primair geïnteresseerd in het proces en daarbij kan de uitkomst na enige generaties zijn dat nakomelingen in sommige dimensies het net zo goed – of zelfs beter – doen dan autochtonen en op andere punten juist afwijken. Dat geldt bijvoorbeeld voor veel Chinezen, die op school uitsteken boven het gemiddelde, maar bij voorkeur in een Chinese sfeer verkeren.

Net als autochtonen

In het publieke debat gaat het echter niet om het proces van integratie, maar om een politiek wenselijk programma. Dat luidt dat migranten zo snel mogelijk moeten gaan lijken op autochtonen, waarbij er gemakshalve (en ten onrechte) van uit wordt gegaan dat die een homogeen geheel vormen. Het behoeft geen betoog dat bijvoorbeeld hoog- en laagopgeleide ‘autochtonen’ vaak heel anders denken over kernwaarden als tolerantie, respect, democratie, vrouwenrechten, homoseksualiteit en gelijkheid.

Nemen we de proces-definitie van integratie, die ook het uitgangspunt vormt van de jaarlijkse rapportages van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP), dan is de uitkomst gemengd. Het hangt dan af van ieders verwachting of je vindt dat de integratie snel of langzaam gaat, en of de uitkomsten ons optimistisch dan wel pessimistisch moeten stemmen. Het is goed je te realiseren dat dergelijke rapportages zich op verzoek van beleidsmakers beperken tot ‘problematische’ migranten. De lezer zal er niets vinden over Indische Nederlanders, Duitsers, Engelsen, Amerikanen, maar evenmin over Japanners of migranten uit India, van wie de meesten zich in Amstelveen en daarbuiten vooral in hun eigen culturele dampkring ophouden en hun kinderen naar Amerikaanse, Japanse of Engelse scholen sturen.

Slechte start

Maar hoe zit het nou met de integratie van Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen, zult u zich wellicht ongeduldig afvragen. Als we het SCP volgen, dan gaat dit erg langzaam en is enig pessimisme op zijn plaats. Kinderen van deze nieuwkomers doen het op bijna alle punten slechter dan ‘autochtonen’ en ze halen de achterstand maar langzaam in. Een probleem hierbij is dat van de gehanteerde vergelijkingsgroep (de autochtonen) onmogelijk te winnen valt. Turken en Marokkanen bijvoorbeeld waren geselecteerd op laaggeschooldheid (Franssprekende Marokkanen vielen af want dat waren maar praatjesmakers en onruststokers) en door omstandigheden viel de gezinshereniging eind jaren zeventig samen met het begin van een recessie.

Kortom, een slechter begin van een integratieproces is niet denkbaar. Wil je iets zinnigs zeggen over het tempo, dan zou je ze met autochtonen moeten vergelijken die zich destijdsin dezelfde sociale omstandigheden bevonden. Quod non. Zou je dat wel doen, dan zal blijken dat veel van hun kinderen het zo slecht nog niet doen. Een deel van hen heeft zelfs spectaculaire sprongen op de maatschappelijke ladder gemaakt. En wat die identificatie betreft: is het zo gek dat veel (goed opgeleide) in Nederland geboren kinderen van ex-arbeidsmigranten die hun hele leven als ‘Turk’, ‘Marokkaan’ of ‘moslim’ worden geproblematiseerd, zich in Nederland niet zo op hun gemak voelen en van de weeromstuit steun zoeken in eigen kring, of religieus radicaliseren? Vergeleken met de ruim 20.000 Nederlandse SS’ers die in de Tweede Wereldoorlog ten strijde trokken tegen het jodendom en het bolsjewisme, valt het aantal IS-strijders gelukkig nog reuze mee

Leo Lucassen

Dit opiniestuk verscheen zaterdag 6 december in Trouw

 

Posted: 
8 December 2014