Onderzoekt en verzamelt de geschiedenis van werk, werkenden en arbeidsverhoudingen wereldwijd

Geen animo voor Suriname

1 juli 1863

Na de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 moesten de voormalige slaven in Suriname onder ‘Staatstoezicht’ nog tien jaar blijven werken op hun plantage, tegen een geringe vergoeding. Maar daar kwam niets van terecht. Het tekort aan arbeidskrachten was schrijnend en de Surinaamse economie stortte in. Wat niet hielp, was dat men de taak van het werven van arbeidsmigranten aan het particulier initiatief had overgelaten. Buitenlandse havens deden moeilijk als het om het ‘uitklaren’ van arbeidskrachten aan particuliere ondernemers ging. Alleen in China waren enige havens bereid mee te werken. In Curaçao, de Spaanse en Portugese koloniën, onder de vrijgemaakte slaven van Noord-Amerika en Brits West-Indië bleek geen enkel animo te zijn om in Suriname te gaan werken. Zo zien we in het Koloniaal Verslag aangaande Suriname dat er na juli 1863 op Plantage Nieuw Clarenbeek slechts vier Chinezen werkzaam waren, en op Plantage Lust en Rust één 'Afrikaan'.