Ik zag een trotse toekomstige staatsman
Albert H. van den Heuvel (1932), oecumenisch theoloog, was in kerkelijke kring en daarbuiten sterk betrokken bij het anti-apartheidswerk. In 1994 verscheen van de hand van de voormalige secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde Kerk, VARA-voorzitter en NOS-bestuurder het boek Waarnemer, met een verslag van de eerste democratische verkiezingen in Zuid-Afrika. Maar zijn herinneringen aan Mandela gaan veel verder terug, getuige een terugblik uit 2008.
Met toestemming overgenomen uit: Bart Luirink (red.), Voor Nelson Mandela. Verhalen en voetnoten uit Nederland bij zijn negentigste verjaardag (Amsterdam: Mets & Schilt, 2008).
Een breekbare zwaan
Zomer 1960. Het warme begin van de eindstrijd van de zwarte bevolking tegen de apartheid. Een internationaal werkkamp strijkt neer bij Wilgenspruit, een bekend conferentiecentrum niet ver van Johannesburg. Het wordt bevolkt door zo'n twintig buitenlanders, meest blanke Amerikanen, en twintig zwarte Zuid-Afrikaanse studenten. Ik was gevraagd om een van de twee 'kampcommandanten' te zijn. De andere 'commandant' was een blanke studentenleider van de Kaap. Zelf werkte ik in Genève bij de Wereldraad van Kerken als directeur van het Jeugd en Studenten departement; een paar jaar eerder had ik, als theologiestudent in de Verenigde Staten, kennis gemaakt met Martin Luther King en zijn vrouw. Daar had ik mijn eerste lessen in de strijd tegen het racisme gekregen. Een 'geïntegreerd' werkkamp in Zuid-Afrika leek mij geweldig. Ter plekke bleek al snel dat de gespannen situatie tussen blank en zwart in New York kinderspel was in vergelijking met wat ons in Zuid-Afrika wachtte. Ons werd verteld dat wij wel geïntegreerd konden werken – de door ons gebouwde kapel/conferentiezaal staat er nog steeds – maar dat gemengd slapen streng verboden was. Niet gemengd in geslachtelijke, maar in raciale zin uiteraard! Wij voelden ons helden dat wij dat gebod in de tweede week negeerden.
In die maand heb ik voor het eerst op een kleine bijeenkomst ergens in Johannesburg Nelson Mandela gezien en gehoord. Gewend geraakt aan de sonore domineesstem van Martin King was de precieze juridische manier van spreken van de jonge Mandela een openbaring. De zwarte studenten hingen aan zijn lippen. En de twee Indische studenten en ik niet minder. Ik weet nog goed dat ik na die eerste afstandelijke kennismaking absoluut overtuigd was dat ik een trotse toekomstige staatsman had ontmoet. Zo een die zijn strijd tegen de vijand ten bate van de hele bevolking van zijn land weet te combineren met zorg voor zijn vijanden, een man waar vrede en gerechtigheid niet van elkaar kunnen worden losgemaakt. Niet lang na die ontmoeting werd Nelson Mandela gearresteerd en gedurende een lange, lange tijd ver van ons opgeborgen. Gedurende al zijn jaren op Robbeneiland heb ik hem kaarten en een enkele keer ook brieven gestuurd: ze kwamen nooit aan.
Mijn tweede herinnering is nog indrukwekkender. Ik was in 1994 waarnemer bij de eerste vrije verkiezingen en gestationeerd in het infame Sharpeville. Die weken dat wij daar waren zijn onvergetelijk: zo veel trots, zo veel vreugde, zo veel vastberadenheid. Na de overweldigende verkiezingsoverwinning van het ANC was er een grote party in Johannesburg. En daar zag ik Mandela voor het eerst weer in levenden lijve. Ik had hem eerder uit zijn laatste detentie zien komen en zoals zovelen zag ik hem lopen, kaarsrecht en met een glimlach op zijn gezicht, een ongeschonden man. En nu op het overwinningsfeest kwam hij dansend binnen. Een ingehouden Afrikaanse dans, bijna een ritmisch lopen, armen gebogen vanuit de elleboog, handen naast het lichaam. Elegant en waardig. Die aanblik vergeet ik nooit meer: Mandela zag er toen al kwetsbaar uit. Ik schreef in mijn dagboek in kitscherige half-poëzie die wel meer uit emotie voorkomt: 'Hij danste op ons af en met ons als een glazen zwaan, breekbaar en trots.' Hij straalde geen macht uit, maar kracht. Een man om te vertrouwen. Na een paar minuten danste hij nog met de weduwe van Martin Luther King, Coretta, ook zo'n zeldzame vrouw, die – ik kan geen andere woorden vinden – lieflijkheid aan waardigheid paarde. Die twee samen te zien dansen gaf ons allemaal het gevoel dat mensen 'zo bedoeld waren' door de Schepper. Ik was niet de enige die z'n tranen niet kon bedwingen.
Albert van den Heuvel met ANC-voorzitter Oliver Tambo op een KZA-manifestatie in Amsterdam, oktober 1981 (foto: José Melo)
De derde onvergetelijke ontmoeting was bij het afscheidsbezoek in Amsterdam. Ik had op afstand hand- en spandiensten verricht voor dat bezoek en was erbij toen hij, nu slecht ter been, en zwaar geholpen door zijn vrouw Grace, uit zo'n mooie Amsterdamse rondvaartboot als uit het water verrees. Stram en stijf, maar met een warme glimlach luisterde hij op het podium dat voor het Stadhuis stond, luisterde hij naar de Afrikaanse liederen die door een kinderkoor uit Zuid-Oost voor hem werden gezonden. Ik weet niet meer of het een gemengd koor was of alleen samengesteld uit zwarte scholieren. Ze zongen mooi.
Er was afgesproken dat na deze aubade Mandela met de burgemeester, zijn indrukwekkende ambassadeur Carl Niehaus en een paar van ons naar binnen zou gaan voor speeches en een ceremonie waarbij hem de gouden penning van de stad zou worden uitgereikt. Maar het liep nog net even anders. Mandela rechtte zijn rug en kwam aan de arm van Grace naar beneden en liep naar het kinderkoor toe. Hij groette hen, bedankte ze en schudde handen met de kinderen op de eerste rij.
Toen hij wegliep vroeg ik aan een jochie van een jaar of tien, elf: 'Wat zei de president tegen jullie?'
'Hij vroeg naar mijn naam.'
'En wat zei jij?'
'I am Patrick, mister President.'
'En zei de president nog wat tegen jou?'
'Ja,' zei Patrick, 'hij zei: "I am proud to make your acquaintance, Patrick"'
Ik wed dat Patrick in geen maand zijn rechterhand heeft gewassen.