2 februari 1990 - wat een overwinning!
Schrijfster Conny Braam (1948) was mede-oprichter en voorzitter van de Anti-Apartheids Beweging Nederland (AABN). Zij schreef verschillende boeken over Zuid-Afrika, waaronder Operatie Vula, over de betrokkenheid van Nederlanders bij het ondergrondse verzet tegen de apartheid, en Mandela op de koelkast. Korte verhalen en herinneringen. Hieronder een greep uit haar vele persoonlijke herinneringen aan Mandela.
Met toestemming overgenomen uit: Bart Luirink (red.), Voor Nelson Mandela. Verhalen en voetnoten uit Nederland bij zijn negentigste verjaardag (Amsterdam: Mets & Schilt, 2008); deze fragmenten verschenen eerder in: Operatie Vula. Nederlanders in het ondergrondse verzet tegen apartheid (Amsterdam: Uitgeverij Augustus, 2006 [1992]).
2 februari 1990
Verward bleef ik nog wat rondhangen voor het televisietoestel in de hoek, tussen het kopieerapparaat en een stelling met affiches. Er kwam iemand het kantoor van de AABN binnenrennen met flessen champagne en er was een televisiecamera op me gericht.
De Klerk had net in zijn jaarlijkse openingstoespraak voor het Zuid-Afrikaanse blanke parlement het verbod op het ANC en andere organisaties opgeheven verklaard. Vanaf nu zou het ANC vrij kunnen opereren. Bovendien had hij de belofte gedaan dat de politieke gevangenen vrijgelaten zouden worden. Dat Nelson Mandela vrijgelaten zou worden. De telefoon rinkelde onophoudelijk. Mijn collega's Fons, Fulco en Bart gaven ieder aan een toestel commentaar aan de pers. De toespraak was ook per fax binenngekomen en werd woord voor woord geanalyseerd door een groepje aan de grote werktafel. Ik kreeg een kopie en herlas de tekst nog eens snel.
Op het tv-scherm verschenen al beelden van opgetogen mensenmassa's in de straten van Johannesburg. Dicht opeen deinden ze voort, zingend met gebalde vuisten, en voerden ANC-vlaggen boven hun hoofden met zich mee. Aan de voorzijde van ons kantoor wapperden dezelfde kleuren. Er kwam een telefoontje binnen dat de burgemeester van Amsterdam, Ed. van Thijn, de ANC-vlag op het stadhuis had gehesen. Meer en meer mensen drongen het kantoor binnen, opgewonden uitroepen vol ongeloof slakend.
Conny Braam is op 11 februari 1990 samen met Ed van Thijn en anderen in het AABN-kantoor 'live' getuige van de vrijlating van Mandela (foto: Jan Stegeman)
Ik werd omhelsd en gekust, gefeliciteerd. De cameraman sloop om me heen en registreerde alles. Fulco zocht met de afstandsbediening langs de kanalen. Daar was hij weer in de herhaling. De Klerk met dezelfde woorden. Ik had het al drie keer gezien en gehoord maar nu wist ik waarom ik zo kwaad was. Dat gezicht, die schaamteloze zelfvoldane uitdrukking. Ik had mijn glas champagne wel tegen het scherm willen smijten. Geen excuus, nog geen voorzichtig geformuleerde verontschuldiging kwam over zijn lippen. Iemand sloeg van achteren zijn armen om me heen. 'Wat een overwinning,' fluisterde hij in mijn nek.
Natuurlijk, het was een grootse overwinning. Ik draaide me om en er werd getoost. Hier was dertig jaar naar uitgezien. Het ANC gelegaliseerd, de ballingen naar huis, de politieke gevangenen vrij, oh god, mijn vriend Chota vrij! De gevangenispoorten open, schepen vol zouden varen van Robbeneiland naar Kaapstad, feest op de kade. Chota vrij! Ik belde mijn moeder. 'Kind, jullie hebben gewonnen,' zei ze met warmte in haar stem.
Op 11 februari om zeven uur in de avond trokken van de Dam in Amsterdam duizenden mensen door de stad. Ze vormden een uitbundig vrolijke optocht met muziekgroepen en koortjes. Nelson Mandela was een paar uur tevoren uit de Victor Verstergevangenis vrijgelaten. Een paar oude vrouwen lieten langs de gracht witte duiven los, auto's stopten en toeterden om de stoet door te laten, de wachtende trams hadden aan weerszijden ANC-vlaggetjes. Er werd gelachen en geroepen, uit de ramen hingen mensen, ze staken hun duimen omhoog. De stad had een sterke antifascistische en antiracistische traditie, er werd vaak en veel gedemonstreerd tegen onrecht. Maar nog nooit had ik een vrolijker demonstratie meegemaakt. Ik liep ergens in het midden, samen met de burgemeester van Amsterdam. Hij werd omringd door een grote groep juichende, vooral zwarte kinderen. Ze hielden zijn hand vast en trokken aan zijn jas. Verlegen glimlachend probeerde hij zich staande te houden. Het liep tegen achten toen we het Leidseplein naderden. Daar stonden al duizenden te wachten.
Op hetzelfde moment verscheen in Kaapstad Nelson Mandela op het balkon van het stadhuis en werd toegejuicht door honderduizenden Zuid-Afrikanen, door miljoenen in de hele wereld, die voor het eerst zijn stem hoorden.
Conny Braam (3e van rechts) bij het aanbieden van 56.000 handtekeningen voor de vrijlating van Nelson Mandela in Den Haag, november 1980.
Ik moest en zou naar Afrika om te begrijpen wat er gebeurd was. Op het enorme feest van Mandela's vrijlating was de kater gevolgd en de verbazing. Wat was er nu precies veranderd en wie zou er nu bepalend zijn in de veranderingen die komen gingen?
Op 2 maart kwam ik heel vroeg in de ochtend op het vliegveld van Lusaka in Zambia aan. Een ANC-vriend haalde me op. 'Mandela is in de stad,' zei hij bij wijze van begroeting. 'Over een paar uur vindt er een ontmoeting plaats met ANC-leden in Lusaka. Als we opschieten kunnen we erbij zijn.' We brachten mijn bagage naar het hotel. Ik waste me snel en kleedde me om en moest toen geheel bezweet gaan zitten om van de klap te herstellen, want ook al was het nog heel vroeg, het was al erg heet en ik had de hele nacht niet geslapen. Maar we hadden haast, met grote snelheid reden we naar een hal buiten de stad. Voor de toegangsdeuren stonden honderden ANC'ers te wachten en op het grasveld onder de bomen zaten anderen bijeen in groepjes.
Mandela gaf een persconferentie voor de internationale pers, cameramensen en geluidstechnici dromden nog steeds naar binnen. Journalisten die het gebouw alweer verlieten werd gevraagd hoe lang het nog zou duren. Ongeduldig probeerden een paar Zuid-Afrikaanse bannelingen door de openstaande deuren naar binnen te kijken. Ze wilden weten wat ze te wachten stond, wanneer ze naar huis konden, wanneer de andere politieke gevangenen vrij kwamen, hoe het nu met de onderhandelingen met De Klerk zat.
Na uren werden de deuren geheel geopend en drongen ze met hun ANC-lidmaatschapskaarten naar binnen. Mijn vriend duwde me naar voren, ik was geen lid, maar het hoofd van de ANC-veiligheidsdienst kende me al jaren en keek even de andere kant op.
Boven op het balkon zochten we een plaats achteraan. Het was drukkend heet, iedereen praatte luid. schuifelde en ristselde totdat alle geluiden samenvloeiden tot een overdonderend gejuich. Mandela kwam binnen, gevolgd door de hele top van het ANC. Overal werd geschreeuwd en gebruld, armen in de lucht. Ik zag een oude man staan stampvoeten van emotie. Hoge vrouwenstemmen zetten een lied in en Mandela toytoyde met gebogen rug en ritmisch opgetrokken knieën.
Toen stond hij achter de microfoon. 'Ik ben lid van het ANC zoals jullie,' riep hij hun toe. 'Het is aan jullie om te besluiten welke rol ik zal spelen. Als jullie me vragen de vloeren van de kantoren te vegen, dan zal ik dat doen.' De zaal dreunde onder het geweld van honderden stampende voeten.
Conny Braam ontmoet Nelson Mandela bij diens eerste bezoek aan Nederland, 16 juni 1990 (foto: Pieter Boersma)
De volgende dag bevond ik me onverwachts in het gezelschap van Mandela's delegatie uit Zuid-Afrika. Lusaka zou Mandela een groots welkom bereiden. In het busje op weg naar het voetbalstadion van Lusaka zat ik achterin tussen de jonge generatie Zuid-Afrikaanse leiders, zij die een vooraanstaande rol hadden gespeeld in het verzet. Achter in de bus heerste een schoolreisjesachtige sfeer. Uitgelaten gaven ze commentaar op alles wat buiten langs de ramen voorbijschoot. Er werd geplaagd en gepest en ze troefden elkaar af als grote jongens. Stiekem rookten ze een sigaret die achter de hand werd doorgegeven.
Ik vroeg me af hoe lang ze hun uitbundigheid en spontaniteit zouden weten te bewaren. Zoals we daar in de bus zaten waren we allemaal nog politieke activisten, gezamenlijk maakten we deel uit van een grote politieke beweging en we lieten ons leiden door gemeenschappelijke idealen. Wij waren de opstandigen. Maar hoe lang nog? Binnenkort zouden zij onderdeel worden van het grote onderhandelingentheater, met als inzet de macht in Zuid-Afrika.
In het stadion werden we vlak voor het overdekte gedeelte uitgeladen. We schoven aan bij de andere gasten op kleine afstand van Mandela die naast Kaunda, de Zambiaanse president, zat en ons toeknikte alsof we zijn kleinkinderen waren die te laat op het bruiloftsfeest arriveerden.
De zangers en dansers op het veld lieten zich op een teken van een gewapende soldaat allemaal op de grond zakken. Kaunda opende de bijeenkomst. Zijn speech galmde met drie echo's uit de geluidsboxen in de hoeken van het stadion. De afstand tussen de Zambianen, bijeen aan de overzijde van het voetbalveld, en de overdekte tribune was zo groot dat de lauwe reacties op zijn slogans met enige vertraging doorkwamen. Wij klapten beleefd. Mandela sprak daarna over de zware tol die de Zambianen hadden betaald voor hun afwijzende houding tegenover Pretoria. Hij sprak over democratie. Buiten de hekken van het stadion waren in de maanden ervoor de eerste voorzichtige demonstraties geweest voor meer democratie, voor een meerpartijenstelsel. Hij sprak over gelijkheid, over gelijke verdeling van de welvaart. Een van de jonge Zuid-Afrikaanse verzetsleiders naast me fluisterde: 'Niet iedereen die rijk is hier is blank, maar iedereen die arm is, is zwart.'
Ik keek hem even aan. 'Zou je hier in de oppositie zitten?' vroeg ik heel zacht. Hij lachte verrast. 'Ik denk het wel...'
Mandela bedankte de Zambianen nogmaals voor hun steun. Ik kon geen reactie aflezen van de gezichten zo ver weg. Zou er die middag iets gezegd zijn dat van enige betekenis was voor het merendeel doodarme Zambianen dat daar zat, vroeg ik me af. Al die woorden: democratie, vrijheid, waardigheid, menselijkheid, waren ze niet zomaar het stadion uit gedreven?
Er volgde een rondrit door Lusaka. Mandela en Kaunda voorop in een open jeep, onze bus er achteraan. De route bracht ons langs een krottenwijk, markten met ratten en bedelaars, een belachelijk grote kathedraal, langs een van de weinige boekhandels vol vier jaar oude tijdschriften, slechte Amerikaanse pockets, Reader's Digest en bijbels. De inheemse cultuur was door de eeuwen heen door koloniale overheersing en missie zo venijnig onderdrukt en uitgebannen dat Zambia langzamerhand veranderd was in een dumpplaats van westerse culturele rotzooi. Het was zichtbaar, Lusaka had geen eigen gezicht, zelfs geen masker voor: een lelijke oudkoloniale stad, liefdeloos achtergelaten voor de berooide bewoners.
Ons enthousiasme om uit de ramen te hangen en te zwaaien nam af. We zaten stil achterin en keken naar Afrika.